woensdag 21 mei 2008

Veertig jaar na 1968

Man belt vader.
"Just checking to see if you survived that."
"I'm fine. I'm in an oxygen tent."
Britse humor. Lache.
"You see? Never give up."
"Goodnight dad."
" 'night son."

United Kampioen!

Zie je wel.

Filosofisch halfuurtje

Shit, het ziet er naar uit dat het verlengen wordt. Blogbofkonten, krijgen jullie zomaar nog meer tekst cadeau. Terug naar het blogthema: avonturen in modern psychiatry. Wat je ook hebt: praatjesdagen. Gisteren was het weer zover. Leuke middag over "Plexus", een project om ervoor te zorgen dat we de Juiste Zorg op de Juiste Plek leveren (e.g. "Peper"/"Kont").
De dames van Plexus waren in powerdress, prettig to the point en gefocust. Bedoeling is (onder andere) dat voor opname uit een checklist van gevaarsindicaties de redenen voor opname en daarmee "doelsymptomen" aangevinkt en kort omschreven worden. De verdere methodiek borduurt voort op helderheid van doelen en taakverdeling. Prima project, vind ik. Mede omdat we als behandelaars de methodiek ook wel enigszins naar onze praktijk kunnen vormen, terwijl het je wel tot duidelijkheid dwingt.
Met de filosofenbril (maar die is niet eens nodig) is ondertussen wel duidelijk dat "gevaar" nu het centrale concept is die een opname-aanvraag stuurt. Is dat een goeie? Zouden we zeggen dat dit een term is die opnames in de geneeskunde dekt? "Lijden", aan pijn of anderszins, lijkt me ook wel okee als leidend concept, maar dat is waarschijnlijk te vaag: "gevaar" geeft je toch meer een gevoel dat je ergens een grens kunt trekken: dit is wel (potentieel) gevaarlijk, dit niet. En het concept gevaar kunnen we prima oprekken als dat nodig is (dat gebeurt genoeg bij IBS beoordelingen), dus dat geeft de behandelaar wel weer de vrijheid. Maar toch wringt er iets bij me over gevaar. Volgens mij strookt dat toch niet helemaal met het concept "Zorg". Ik voel vaak genoeg de behoefte om voor anderen te zorgen, ook al lopen ze geen gevaar. Voor mij is genoeg dat ik ze zie lijden. En ik denk dat dat ook wel is waar Zorg voor staat. De filosoof redeneert logisch door, en zegt, stel we werken consequent volgens deze methode. Na verloop van tijd is het goed mogelijk dat 'gevaar' in plaats van 'lijden' werkelijk het sturende criterium voor zorg zou worden. Misschien niet voor mij, maar voor de psychiater die na mij komt. Willen we dat? Maar als ik voor het alternatief 'lijden' kies, rust dan niet meer druk op mij om helder te maken wie dan wel en niet voor opname in aanmerking komt, vanwege voornoemde vaagheid? Ik vraag het mij af, en ik ben ook benieuwd: want ik denk dat ondanks onze gemeende inzet om meer helderheid te verschaffen, de weerbastig rommelige praktijk dit zal doorkruisen, en we misschien wel daarom zullen merken dat die praktijk zich moeilijk voegt in dit stramien, of ogenschijnlijk wel, mits we daarvoor het centrale concept "gevaar" maar op een heel rekkelijke manier gebruiken. Maar een dergelijk rekkelijk concept zou dan toch ook wel weer vervangen kunnen worden door rekkelijk gebruik van 'lijden', zoals denk ik nu gebeurt. Afijn, we zullen zien.
Een ander apart momentje, bij de koffie: één van de projectdames functioneel met ons in gesprek, over eventuele bedenkingen. Ik zeg dat ik het project een goed plan vind, maar dat ik alert zal zijn om het narratieve element van het werk niet te verliezen. De term was haar onbekend, en ook met een beetje toelichting zag ik niet meteen lichtjes opgaan. Zou ze het wel moeten weten? Een verhaal afdraaien over de natuurwetenschappelijke tegenover hermeneutische interpretaties van ons vak zou me wegens vergaande arrogantie waarschijnlijk op een petit-four in mijn linkeroor gestaan hebben, maar daar ging het ook niet om, zij hoeft dat ook niet te weten want zij is er om een project te implementeren. Ik kan haar niet verwijten dat ze geen boodschap zou hebben aan mijn wetenschapsfilosofische structuralistische oprispingen over de conceptuele inperking die de werkwijze in de praktijk zou kunnen opleveren. Wat ik bedoel is verwant aan wat er in twee heel aardige recente boeken naar voren komt: "The Loss of Sadness" van Horwitz en Wakefield en "De Depressie-epidemie" van Trudy Dehue. Het punt daarbij is dat sociopolitieke invloeden onze psychiatrische concepten en hoe we ze hanteren waarschijnlijk veel meer beïnvloeden dan we ons realiseren. Omdat we neigen te denken dat een depressie een soort onveranderlijk ding is, zien we niet hoe dat 'ding' als concept een geheel andere lading en gebruik gekregen heeft dan 20 jaar geleden. En zo geldt dat denk ik voor veel meer concepten in de psychiatrie (zoals 'geestesstoornis'). En we zijn ons denk ik nog minder bewust van hoe ver de invloed in onze cognities reikt van de structuren waarin we werken. En zo kom ik weer bij het onschuldige Plexus uit: een prima project, maar hoe gaat het mijn denken vormen? Hoe leg ik mijn (filosofische) Zorg op de Juiste Plek?

Finaledag

Oftewel: hoe kom ik in Heeresnaam de komende 90 plus pauze van een kwartier plus eventuele verlenging (30 min.) plus eventuele strafschoppen á 20 minuten door? Juist ja, met mijn blogje.
Wat is de kwestie: dat lieve lezer, is een lang verhaal, en dat verhaal componeren en hier deponeren brengt me hopelijk een eind op weg naar mijn doel, waarover later meer.
Het verhaal begint in 1968. Voor hij nog goed en wel kon praten zag een jongetje dat zijn vader héél blij was. Papa maakte een dansje, huppelde de kamer rond, en zwaaide met een rood-witte sjaal. "United!" riep hij en het jongetje begreep dat dat iets was waar je dus heel blij van werd. Papa tilde het jongetje naar buiten en schopte blij tegen een bal. "Stiles passes to Charlton, on to Best, Best beats one man, beats two, rounds the 'keeper... goal!!" Okee, ook die bal had er kennelijk iets mee te maken, en papa sprong op en neer en lachte (dat kon het jongetje toen ook wel trouwens dus hij deed vrolijk mee). Het jaar van de Yellow Submarine en United Europees kampioen, geen slecht jaar. Dat snapte dat jongetje toen niet, maar hij begreep wel dat je van zo'n bal heel blij kon worden.
Ruim tien jaar later. Het jongetje had de les goed begrepen en had een aanzienlijk deel van zijn opgemaakte levensuurtjes besteed aan hard (zelfs heel hard, want hij ontdekte dat hij heel snel was en niet te vangen) achter de bal aanrennen en de bal in de goal schoppen. En hij werd zelf ook heel blij van United en die rood-witte sjaals. Papa had hem zelfs een prachtige clubtenue gekocht, waarvan het embleem al van de was begon te slijten. De jongen speelde op straat, in de achtertuin (waarvan de kale plekken tussen de twee bomen = doelpalen achter in de tuin én ongeveer elf meter daarvóór konde deden), in de zon en in de regen, op de speelplaats op school, op de binnenplaats van de boerderij (regenpijp raken!), met een oranje Tango bal die geleidelijk grijs werd wegens niet luisteren naar papa die zei dat die bal voor op het veld was, niet op de weg.
In het jaar dat Thatcher won (1979), stond United weer in de finale (de FA Cup, de grootste nationale beker van allemaal). De jongen en zijn vader keken weer. Vader en zoon waren samen bedroefd, toen United 1-0, en 2-0 achterkwamen, en de beker met de onvermijdelijkheid van een nare natte herfstdag naar Arsenal leek te gaan. United was nergens. Vijf minuten te gaan, wanhoop. United scoort! Zomaar, uit het niks. De vader, die van zichzelf al een wat rooie kop had op een goede dag, transformeerde in een grote bevende tomaat. "Come on, come on!" De vader was ooit een topspits geweest, een snelle dribbelaar, niet van de bal te krijgen. Kreeg op zijn achttiende een aanbieding om bij Everton in de jeugd te voetballen maar het arme boerengezin kreeg het niet bekostigd. De jongen had de krantenknipsels van zijn vader gelezen en de foto's gezien (regionale krant waar de vader toevalligerwijs af en toe verslagen in schreef over zijn eigen wedstrijden. De koppen laten zich raden). Een soort gespierde Elvis, dat zag hij. In 1979 voetbalde hij nog steeds, voor een hoofdklasser. Niet gek.
Drie minuten voor tijd. Sammy McIlroy (een Ier, de Keltische connecties met United zijn sterk) scoort. 2-2! De vader houdt het niet langer. Tranen van geluk en verbijstering biggelen over zijn wangen. De gedroomde club, United, liet vader en zoon alweer in wonderen geloven. Nooit opgeven, doorgaan. Blijven rennen. De grote rode Elvis-tomaat liep naar achter, naar de WC, om te bekomen. Twee minuten op de klok, dadelijk even pauze en verlenging. De jongen keek, alleen, en zag de beste man van het veld, Liam Brady, zichzelf door het middenveld vlechten. Balletje naar buiten, lange voorzet, tweede paal... Alan Sunderland.

Doelpunt.

De vader komt terug, roodomrande ogen. "What?"
"Arsenal scored."
"What?"

Thatcher aan de macht en United verloor "the five minute final". Slecht jaar.

20 jaar later. De jongen is een man. Ook geen slechte voetballer geweest. Snelle rechtsbuiten, beetje Overmars maar dan niet tweebenig. Mooie momenten gehad (winnende doelpunt tegen Feyenoord), en er was één seizoen, dat hij niet te vangen was, door niemand. Een keertje, zomaar, op zijn 25e, pijn in de knie. Twee weken na de arthroscopie zei de fysiotherapeut: "Fietsen is ook leuk." De jongen die nooit opgaf werd ertoe gedwongen.
That's football: pure joy and pure anguish. Zo was het maar net. Maar als je alleen maar machteloos kunt toekijken, neigt het een beetje naar het laatste. 1999, ruim dertig jaar na de Gele Duikboot. Finale. De Grote, de Europese. De man maakt een radicale keuze. Ik kijk niet. Doorvechten prima, niet opgeven prima, maar machteloos toekijken, het is mooi geweest. Hij ging in de stilte van de finale, een zonnige lenteavond, buiten skaten. Geen kip op straat, hij kon het gras ruiken maar hij hoefde er gelukkig niet naar te kijken. Toen hij in de huiskamer-ramen geen felgroene voetbalvelden zag, draaide hij om en ging naar huis. TV aan.
United kampioen.
Nou, en zo word je dus gek. Althans, volgens mijn vrouw. Die vindt het dus gestoord dat ik sindsdien bij grote wedstrijden van United niet kijk. En echt niet he. Ik niet kijken betekent in deze miniwaan dat United wint. En de gek die denkt dat hij alleen zó niet gek wordt.
Afijn, het is alweer tien uur geweest, de negentig minuten zijn bijna om. Mission almost accomplished, met dank aan deze blog. Tenzij het verlengen wordt, dan moet ik vrees ik hier de WCs maar gaan schoonmaken. Ik heb het er graag voor over.

zaterdag 17 mei 2008

Dag Tonny


Van zulke kom je er maar een paar tegen in je carriere.

Kan Tonny niet naar Den Haag om aan een paar ficussen (fici?) te schudden?

Dikke zoen!

Spiderman rules


Psychofarmaca behoren tot de meest voorgeschreven medicijnen ter wereld. Waarom vragen die farmaceuten dan een stomme uroloog om pillen aan te prijzen in plaats van een leuke jonge shrink? En ik ben vast goedkoper. Zie ook deel 2. Met dank aan Andre.